Het hoogseizoen is officieel begonnen. Maar buiten de drukte op Chichén Itzá, merken we er nog weinig van. De toeristenindustrie heeft flinkt te last van zowel de financiele crisis als de Mexicaanse griep waardoor veel toeristen weg houden. Voor ons gunstig want we reizen nog steeds op de bonnefooi zonder van te voren accomodatie of bustickets te moeten reserveren. Bovendien levert het aantal lege kamers in hostels geregeld een goede deal op.
Zo komen we aan in Tulum, een klein stadje aan de Caribische zee dat eigenlijk maar uit één lange straat met hotelletjes en restaurantjes bestaat. 7 km verderop is de kust met haar vele mooie strandjes. Van twee Nederlanders hadden we in Campeche een tip gekregen over een soort eco resort met cabañas op één van deze strandjes. We gaan een kijkje nemen en zijn snel verkocht: dit is een paradijsje! Het hutje dat we toegewezen krijgen is van hout met een rieten dak en een kingsize bed. Overal staan kaarsjes voor ´s avonds want elektriciteit is er niet. Buiten staan twee luie stoelen als we daarin neerploffen blijkt dat we vrij zicht hebben op het witte strand en de helderblauwe zee. Op het strand staan twee bedjes onder een rieten parasolletje op ons te wachten en we besluiten ter plekke daar de komende twee dagen niet meer vanaf te komen.
Na een tijdje blijkt het resort wel erg eco te zijn want de ene na de andere blote bil verschijnt op het strand en al gauw lijkt toch minstens de helft van de gasten liever zonder dan mét zwemkleding rond te lopen. Maar toch kan zelfs dat ons niet afleiden van het paradijselijke plaatje van palmbomen, wit zand, een kabbelende zee en dat alles onder een strakblauwe hemel. (Foto´s)